De WIA kent 2 regelingen. De regeling Inkomensvoorziening volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA) verstrekt tegemoetkomingen aan volledig en duurzaam arbeidsongeschikten. De uitkeringshoogte bedraagt 75% van het (gemaximeerde) laatstverdiende loon. De IVA wordt betaald uit het Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof).
De regeling Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) verstrekt uitkeringen aan gedeeltelijk arbeidsgeschikten en aan volledig niet-duurzaam arbeidsongeschikten. De uitkeringsduur is verdeeld in twee fases. In de eerste fase is de uitkeringshoogte gelijk aan 70% van het (gemaximeerde) laatstverdiende loon (de eerste 2 maanden 75%). De duur van deze eerste fase is afhankelijk van het arbeidsverleden van de arbeidsongeschikte. In de tweede fase is de uitkeringshoogte afhankelijk van de mate waarin de arbeidsongeschikte zijn vastgestelde verdiencapaciteit benut. Voor de eerste 10 jaar WGA kan een werkgever eigenrisicodrager worden. De WGA-uitkeringen worden betaald uit het Aof en de Whk.
De Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) verstrekt uitkeringen aan personen die vóór hun 17e levensjaar of als student arbeidsongeschikt zijn geworden. De hoogte van de tegemoetkoming is afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid en de grondslag is ten hoogste het wettelijk minimumloon.
Tot en met 2009 stond in de Wajong het recht op een uitkering centraal. Deze wet wordt nu wel aangeduid als de oude Wajong of Wajong. Vanaf 1 januari 2010 kwam in plaats van het recht op een tegemoetkoming het recht op arbeidsondersteuning centraal te staan. Als onderdeel van de arbeidsondersteuning konden jonggehandicapten inkomensondersteuning aanvragen. De naam van de nieuwe wet was Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten, ook wel Wajong 2010 genoemd.
Per 1 januari 2015 is de Participatiewet in werking getreden en komen uitsluitend volledig en duurzaam arbeidsongeschikte jonggehandicapten nog in de Wajong. Ook de naam van de wet werd weer veranderd, de nieuwe wet wordt aangeduid als Wajong 2015. Nieuwe jonggehandicapten met arbeidsvermogen vallen voortaan onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten.
De Wajong wordt gefinancierd uit het Arbeidsongeschiktheidsfonds jonggehandicapten (Afj). De uitgaven van het Afj worden gedekt door een rijksbijdrage.
De Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) is de voorloper van de WIA. De WAO voorziet werknemers en ambtenaren in geval van arbeidsongeschiktheid van een uitkering. Alleen personen die vóór 1 januari 2004 ziek zijn geworden en personen die daarna opnieuw als gevolg van dezelfde beperkingen arbeidsongeschikt zijn, kunnen een beroep doen op de WAO. De WAO wordt gefinancierd uit het Aof.
De Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) is een tegemoetkoming tegen de financiële gevolgen van langdurige arbeidsongeschiktheid voor zelfstandigen, beroepsbeoefenaren, directeuren-grootaandeelhouders en meewerkende echtgenoten. Alleen personen die op of vóór 1 augustus 2004 ziek zijn geworden en personen die daarna opnieuw als gevolg van dezelfde beperkingen arbeidsongeschikt zijn, kunnen nog een beroep doen op de WAZ. WAZ-uitkeringen worden gefinancierd uit het Aof.
De Werkloosheidswet (WW) heeft tot doel werknemers te verzekeren tegen de financiële gevolgen van werkloosheid. Daarnaast geeft de wet recht op vergoeding van achterstallig loon aan werknemers van wie de werkgever niet in staat is het verschuldigde loon te betalen. De WW bevat ook regels met betrekking tot re-integratie. De hoogte van de WW-uitkering bedraagt 70% van het (gemaximeerde) laatstverdiende loon naar rato van de mate van werkloosheid (75% in de eerste 2 maanden). De duur van de WW-uitkering hangt af van het arbeidsverleden.
In 2015 is de Wet werk en zekerheid (Wwz) in werking getreden. Per 1 juli 2015 is het ontslagrecht herzien. Daarnaast is het begrip passende arbeid in de WW en Ziektewet aangescherpt en is inkomstenverrekening ingevoerd.
De sectorfondsen, het AWf en het Ufo financieren de WW door middel van premieheffing over het loon en deels door middel van het verhalen bij overheidswerkgevers. De overheidswerkgevers zijn eigenrisicodrager voor de WW. UWV verstrekt de WW-uitkeringen voor overheidswerknemers en verhaalt vervolgens de WW-lasten rechtstreeks bij de overheidswerkgevers. De WW-uitkeringen voor het bedrijfsleven zijn in het eerste halfjaar voor rekening van de sectorfondsen en hierna voor rekening van het AWf.
De sectorpremie komt geheel voor rekening van de tot die sector behorende werkgevers. De AWf-premie wordt betaald door de werkgevers in de markt. De Ufo-premie komt voor rekening van de werkgevers in de overheidssector.
De wet Inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW) regelt dat oudere werklozen na afloop van een WW-uitkering niet zonder een uitkering komen te zitten. De IOW-uitkering is op minimumniveau, maar zonder vermogenstoets en zonder partnertoets. Personen die bij aanvang van de werkloosheid 60 jaar of ouder zijn en uit de WW stromen omdat de maximale uitkeringsduur is bereikt, komen voor de regeling in aanmerking. De IOW-uitkering bedraagt maximaal 70% van het wettelijk minimumloon en loopt door tot de AOW-gerechtigde leeftijd is bereikt. Met de invoering van de Wwz is de regeling verlengd tot 2020. Dan vindt een evaluatie plaats.
De IOW wordt gefinancierd uit het Toeslagenfonds (Tf). De uitgaven van het Tf worden gedekt door een rijksbijdrage.
De Ziektewet vormt een vangnet voor zieke WW’ers en voor bepaalde groepen werknemers en ambtenaren die door ziekte, ongeval of gebreken niet in staat zijn om hun arbeid te verrichten. Dit geldt als hun werkgever niet verplicht is tot loondoorbetaling of als loondoorbetaling gecompenseerd wordt zoals bijvoorbeeld bij ziekte door zwangerschap of bij een no-riskpolis. UWV treedt in een dergelijke situatie op als werkgever.
Uitkeringsgerechtigden Ziektewet hebben recht op maximaal 2 jaar ziekengeld. Dit is inclusief de ziektedagen die men reeds bij de werkgever ziek was (voor eindedienstverbanders). De Ziektewet-uitkering bedraagt ten minste 70% van het (gemaximeerde) dagloon.
Binnen de Ziektewet worden de volgende uitkeringsdoelgroepen onderscheiden:
Een laatste categorie zijn de uitkeringen in overige situaties. Hierbij valt te denken aan bijvoorbeeld orgaandonoren en werkende AOW-gerechtigden. Deze AOW-gerechtigden hebben recht op maximaal 13 weken ziekengeld.
De Wet arbeid en zorg (Wazo) bundelt een aantal wettelijke verlofvormen, zoals zwangerschaps- en bevallingsverlof, kraamverlof, adoptieverlof, pleegzorgverlof, ouderschapsverlof en kort- en langdurend zorgverlof. Soms bestaat er recht op (gedeeltelijke) loondoorbetaling, soms op een uitkering van UWV. De Wazo-uitkering duurt minimaal 16 weken en bedraagt 100% van het laatstverdiende loon.
Onderdeel van de Wazo is de regeling Zelfstandig en Zwanger (ZEZ). Deze regeling geeft vrouwelijke zelfstandigen recht op een zwangerschaps- en bevallingsuitkering van minimaal 16 weken. De hoogte van de uitkering hangt af van het laatstverdiende loon en is maximaal even hoog als het minimumloon.
De wet- en regelgeving binnen de sociale zekerheid staat nooit stil.
WhatsApp ons
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!